Test bestaande uit twee leeskaarten (vorm A en B) met op elke leeskaart 116 pseudowoorden (d.w.z. uitspreekbare nonsenswoorden) in oplopende moeilijkheidsgraad die geordend zijn in vier kolommen met 29 woorden.Het kind moet de pseudowoorden van...
Vragenlijst met 127 items in de vorm van stellingen met drie antwoordmogelijkheden (‘juist', ‘onjuist' en ‘?') . Er worden vijf hoofdfactoren onderscheiden met 13 onderliggende schalen:1) Eigenwaarde/zelfwaardering: subjectief geheel aan...
Men legt voor de patiënt in een vaste volgorde een aantal schijfjes op tafel. Deze schijfjes variëren in grootte, vorm en kleur. De test bestaat uit vijf reeksen ‘oral commands expressed in progressively more and more complex non redundant...